SNESIE, expositie over de Chinese-Surinamers

Vorig jaar zag ik toevallig een aankondiging van de expositie Snesie die in Rotterdam werd gehouden. Snesie is de sranang tongoe, de Surinaamse naam voor Chinezen, die vanuit China en Nederlands-Indië naar Suriname zijn gehaald. Dat moet in de tijd rond de afschaffing van de slavernij in 1863 zijn opgestart. Mijn voorouders moeten ook tot deze groep Chinezen hebben behoord. Zij kwamen ofwel op contractbasis, ofwel als vrije migranten.   

Deze portretserie  van een gedeelde Surinaams-Chinese geschiedenis was afgelopen mei te bezichtigen in het Atrium in Den Haag. De tentoonstelling vertelt ook de geschiedenis van de Chinees-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Deze keer was ik er vanaf het begin bij. Ik was met nog zo’n 200 belangstellenden uitgenodigd voor de conferentie Contractarbeid uit de schaduw.

Mijn Chinese achtergrond

‘Wie ben ik, van wie stam ik af, wat kenmerkt mij, dochter van een Chinese vader en een Creoolse moeder?’
 Ik heb me in het verleden nooit uitgebreid beziggehouden met mijn Chinese achtergrond. Het was natuurlijk wel een gegeven: onze naam is tijdens mijn eerste jaren op Aruba een paar maal gewijzigd, van Ho naar Ho-Kang You en toen nog eens Ho-Kang-Jou. Dat is dan onze tak. Er zijn andere takken in de familie die hun naam nog altijd anders schrijven.
 Nu ik me deze dagen bezig houd met mijn Chinese voorouders merk ik dat ik dat Chinese stuk toch boeiend vind. Wat waren het voor mensen, deze voornamelijk Hakka Chinezen uit verre streken die als contractarbeiders of als vrije migranten naar Suriname en de West gingen of werden gehaald? Welke normen en waarden hadden zij, wat vonden ze belangrijk om door te geven aan hun nazaten? En als ik naar mezelf en onze familie kijk, wat hebben we getracht door te geven aan onze kinderen?

Thuiskomen

Op het moment dat ik de conferentiezaal in de Haagse Kloosterkerk binnenstapte, kwam ik weer thuis.
 Hoewel ik slechts vier van de 200 genodigden kende, had ik meteen contact met iedereen die ik tegenkwam. Noem het warmte, openheid en de spontaniteit van onze Wij-cultuur, een heerlijk warm badje.
 Omgeven door de Ik-cultuur van het westen waar ik woon, merkte ik hoezeer deze sfeer, deze energie, deze manier van omgaan met elkaar, van mij en van onze familie was. Het deed zo goed, ik had hem toch echt wel gemist. Dat Surinaams-Chinese, dat gezellige, dat delen met elkaar.
 Het was zoals in mijn jeugd op Aruba, die prachtige mix van mensen met de bekende en zeker ook onbekende Chinese achternamen: Tjon, Chin, Man A Hing, Tjin A Djie, Tjim Kam Jet, etc. Dat alleen al.
 En dan die ontmoetingen: Oh, wat leuk, jij bent Titia Ho Kang Jou, ik heb je oom gekend, hij woonde in de … straat.  Ook kwam ik een oudere vrouw tegen, 80 jaar was ze. Ze vertelde me dat ze de beste vriendin was geweest van mijn nichtje dat op 15 jarige leeftijd was overleden. Wij waren toevallig met vakantie in Suriname toen ze overleed en hebben deze heel verdrietige gebeurtenis van dichtbij meegemaakt. Ik was toen 7 jaar. Zij en ik moeten 65 jaar geleden in hetzelfde huis zijn geweest. Bizar, zulke ontmoetingen en heel bijzonder.   

Ik heb me gelaafd aan alles wat er was, de sfeer, mensen, het heerlijke eten, maar natuurlijk ook de speeches en de discussies die we voerden zal voer zijn op mijn verdere zoektocht. Een feest van herkenning en nog veel meer, waar ik zeker nog over ga schrijven.

Ik heb weer contact gemaakt met mijn roots, ben weer meer geaard geraakt. Hoewel ik me goed beweeg in de westerse ik-cultuur, voelt deze nieuwe Touch met mijn familie weldadig. Herkenbare familie motto’s kwamen naar boven drijven, motto’s die ons misschien wel een heel leven in de tang hebben gehad. Over en weer hebben we elkaar verhalen verteld, elkaar ook gevoed. Een lichte reset heeft plaatsgevonden bij mij.